Een journalist van een neutrale krant vroeg of ze bereid was om mee te werken aan een interview. Daar stemde ze mee in. Het was dan wel een heftig verhaal dat ze te vertellen had, maar goed, ze wilde vooral de hoop laten doorklinken.

Aan het woord komt Stefanie 31jaar, getrouwd, 2 kinderen. Al maanden lang had ze last van hevige rugpijn. Van de huisarts naar de fysio, van de fysio naar de internist. Het werd een zoektocht, die eindigde in een heftige diagnose. Een zeldzame vorm van kanker met uitzaaiingen. Haar wereld stortte ineen, die van haar man niet minder. De kinderen waren nog te jong om er iets van te begrijpen. Van het behandeltraject dat ingezet werd, had de arts meteen gezegd dat het niet zou leiden tot genezing. Maar ze ging ervoor. Ze hoorde van een speciale, zeldzame behandeling in het buitenland. Dat zou hoge kosten met zich meebrengen, maar “het was mijn enige hoop”.

In het gehele artikel is de Naam van God niet genoemd. Uit de woordkeus bleek duidelijk dat het om een niet-christelijk gezin ging en om een niet-christelijke journalist. Wat arm, als je in deze omstandigheden geen Toevlucht hebt. De enige hoop is gevestigd op een specifieke behandeling. We kennen Stefanie niet. Wat zouden we haar graag willen wijzen op een andere hoop. De hoop die onder andere genoemd wordt in Psalm 39. “En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijn hoop, die is op U.”

Als Stefanie deze God persoonlijk zou kennen, betekent dat dan dat de Heere Stefanie zou gaan genezen? Dat kan Hij wel, als de Almachtige. Maar Hij doet niet alles wat Hij kan. Echter zou Hij haar dan als Zijn kind wel gaan wijzen op een hoop die verder gaat dan dit tijdelijke leven. Op een hoop die verbonden is met zondag 1 van de Heidelberger. Als alles zou moeten ontvallen, zou voor haar alleen de enige Troost overblijven. Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht. Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten. Deze hoop is niet wankel, in tegenstelling tot de hoop op genezing door een specifieke behandeling.

De Bijbelse hoop is gegrond, verdiend door Christus. Ook al zouden behandelingen niet tot genezing leiden, dan is er een perspectief dat verder reikt dan dit aardse leven. Hoop doet leven, dat is dan in de diepste zin van het woord werkelijkheid geworden.

L. Huisman

‘Hoe lang is het nu geleden?’ De vraag die ik regelmatig krijg. En mijn antwoord verandert door de jaren heen. En dit jaar is het antwoord: ‘8 jaar geleden’. 8 jaar geleden dat mijn lieve vader is overleden aan een hersentumor. 1 jaar en een maand ziek geweest. ‘Heb je het inmiddels een plekje kunnen geven? Heb je het al wat verwerkt?’ Vragen die ik in de eerste jaren wel eens kreeg. Nu wordt dat niet meer gevraagd. Want 8 jaar is toch al lang geleden? Dan moet je het inmiddels wel ‘verwerkt’ hebben en heb je het prima een plek kunnen geven…? Dat is tenminste ook de gedachte die ik mijzelf veel voorhoud. En ik probeer mezelf ook wijs te maken dat het antwoord op die vragen ‘ja’ moet zijn.

9 jaar geleden kregen we de boodschap dat mijn lieve vader een hersentumor had. Wat een vragen kwamen er op allerlei gebied. Vragen die smeekten om antwoorden. Wanhopig ging ik op zoek naar antwoorden. En de antwoorden die ik kreeg zorgden vaak voor nog meer vragen. Een tijdje terug zorgde ik voor een patiënt die ik vanaf de spoedeisende hulp opnam. Een man van rond de 40 jaar die kwam voor een geïnfecteerde navelbreuk. Tenminste dat dachten de artsen. De volgende dag zorgde ik weer voor deze man en was hij inmiddels geopereerd. Wat bleek, het was geen navelbreuk maar een tumor die flink aan het groeien was. De man wist de boodschap nog niet, omdat hij die avond nog erg duf was van de operatie. Hij vroeg mij die ochtend: ‘Het is wel een grotere snee geworden dan ze hadden gezegd, hoe kan dat?’ Ik stond even met een mond vol tanden. Ik antwoordde hem dat de arts dit zo meteen ging uitleggen. In een apart kamertje werd hem de boodschap verteld, kanker… Ik stond erbij, ik slikte en slikte nog eens. In een hoekje veegde ik een traan weg. De vragen kwamen bij deze man. Is het te genezen? Hoe nu verder? Antwoorden waren er nog niet… Antwoorden waar je van verlangt ze te weten, maar de realiteit niet van wil beleven.

Zo ook bij een patiënt die opgenomen zou worden op de afdeling waar ik werk. Hij had een epileptisch insult gehad. Samen met mijn collega hebben we de patiënt opgehaald van de spoedeisende hulp. De oorzaak van het insult was een hersentumor. De man is getrouwd, vader van 2 kinderen in de leeftijden van ongeveer 16 en 18 jaar. Wat gingen toen m’n gedachten terug. Ook ik was 16 jaar en mijn broer 18 jaar. De ontzettende werkelijkheid van kanker die deze familie nu inging, voelde zo bekend. Maar ook zo ontzettend confronterend. Weer slikte ik en dacht terug. Terug aan de tijd dat ik hoorde dat mijn vader kanker had. Na deze avonddienst reed ik terug over de stille wegen door het bos. De tranen liepen over m’n wangen. De herinneringen aan die tijd, de rouw en het gemis wat diep in mij zit kwam naar boven. Ik weet het weer zeker. Het antwoord op deze vragen ‘Heb je het inmiddels een plekje kunnen geven? Heb je het al wat verwerkt?’ is NEE. Maar op de vraag ‘Heeft het u aan iets ontbroken?’ is het antwoord ook NEE. Want ‘Hij is een Vader der wezen en een Rechter der weduwen.’ Psalm 68:6.

Corine van Luttikhuizen

Corine (25 jaar) heeft in 2016 haar vader verloren aan een hersentumor. In het dagelijks leven is zij verpleegkundige in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede en werkt zij thuis in de schapenhouderij. In deze blogs deelt ze hoe herinneringen en rouw in het dagelijks leven invloed hebben.

Vervolg op Met het beeld van de rijdende trein…

Vandaag is het weer zover. De controles in de Daniël den Hoedkliniek. Voor we op pad gaan vragen we of de Heere vóór zou willen gaan en of wij Hem zouden mogen volgen en ons wil bewaren over de onveilige wegen er naar toe. We vragen ook of de uitslagen weer goed zouden mogen zijn… en ja, dan vragen we soms ook: Wat is goed? Wat zou de Heere goed vinden voor ons? Immers, in tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar… en allebei is al even moeilijk, ja onmogelijk.

Daar gaan we dan op weg naar Rotterdam en allebei ervaren we spanning. Wat was het toch altijd fijn als het personeel je bij binnenkomst herkende en zelfs vraagt hoe het nu is; dat voelde altijd zo persoonlijk! Dat is nu in het Erasmus MC wel heel anders!

Eerst naar het laboratorium voor bloedprikken en daarna moeten we altijd anderhalf uur wachten. Meestal gingen we dan naar het restaurant om een bakje koffie te drinken. Koffie met een gevulde koek en dan wachten. Wat zien we dan in de tussentijd veel leed en verdriet; ieder met een eigen verhaal en moeiten.

Tijdens de “treinreis” zien we beelden die op je netvlies als vast staan; dat zieke jongetje; die heel bezorgde ouders; die erg zieke jonge vrouw en de spanning op het gezicht van haar man. Niet te vergeten ook die man die zo hopeloos was omdat hij te horen kreeg: “Helaas kunnen we voor u niets meer betekenen”.

Wat hebben de zonden toch een verdriet teweeg gebracht en wat hielden wij dan nog weer veel over. Tot nu toe was de Leukemie stabiel en met het gebruik van de medicijnen onder controle… De bijwerkingen mochten dan niet fijn en gemakkelijk zijn maar toch…

Na zo in het restaurant te hebben gezeten; soms heel stilletjes… gaan we naar de wachtkamer van de arts. Je gaat dan medepatiënten herkennen en dit geeft verbondenheid. Ook daar zie je op de gezichten de spanning en de zorgen die je zo herkent.

De één komt de spreekkamer uit en is opgelucht; de ander gaat weer verdrietig zitten. Ook wij zitten daar in spanning te wachten tot we aan de beurt zijn. Wat een verwondering als blijkt dat de bloedwaardes weer goed mogen zijn. Het ziekenhuis verlatend en weer teruglopend is daar blijdschap. In de auto vouwen we eerst de handen en daarna bellen we de kinderen om door te geven; wat een opluchting weer!

Vaak is het dan in de auto tijden stil als we naar huis rijden, terwijl we weer zoveel leed en teleurstelling hebben gezien. Wat is het dan ook een onverdiend voorrecht een Adres te hebben waar we met onze zorgen en noden terecht kunnen… wat onderscheid ons hierin?

Zoveel mensen zie je op zo´n dag voorbijgaan die je zou willen troosten; zou willen wijzen op de énige Weg waar ook alleen maar troost is te verkrijgen. Niets gebeurt er zonder de wil des Heeren en buiten Zijn raad om… ook niet als je leven als een trein is die rijdt en alles soms zo onzeker is… Hij ís alleen de ware Houvast! Kent u Die ook?

Zo komen we weer thuis en geeft een controle naast spanning ook weer het gevoel: “t Was weer goed” én we mogen weer 3 maanden weg blijven… de trein van ons leven rijdt… maar: “de Heere regeert’’.

Dat Isrel op den HEER´ vertrouw´, Zijn hoop op Gods ontferming bouw´ En stil berust´ in Zijn beleid, Van nu tot in all´ eeuwigheid!

G.H. de Waard – Vuijk

Jaarverslag-activiteiten-2023-Stichting-Winstuitverlies-1 Jaarrekening-2023-Stichting-Winstuitverlies-1

“Heilige en machtige Heere, wij brengen voor Uw ogen onze schulden en onze beproevingen. Wat wij hebben misdaan is groter dan wat wij hebben te dragen. Onder de gesel van de ziekte worden onze krachten uitgeput, maar ons hart wordt zo weinig daardoor veranderd. Heere, Gij hebt deze bezoeking over ons toegelaten en wij erkennen dat wij gezondigd hebben. En toch zijn wij nog zo hardnekkig. Wanneer wij worden gekastijd, belijden wij onze zonden, maar als de bezoeking voorbij is, vergeten wij wat wij hebben beweend. Zo Gij niet spaart, wie zal bestaan?

Maar Heere, Gij hebt U toch eenmaal geopenbaard als die God, die de verderfengel deed terugwijken van de woningen van uw volk. Geef ons, almachtige Vader, geheel onverdiend wat wij vragen, en hoor naar ons geroep voor hen, die lijden en sterven. Gedenk temidden van de beproevingen Uw genade, want Gij hebt geen behagen in de dood van een mens.

Zegen genadig de middelen, die worden aangewend om de verbreiding van de ziekte tot stilstand te brengen; sterk hen die getroffenen zoeken te genezen en te troosten; ondersteun hen die in pijn en smart verkeren; haast U te herstellen die uitgeput zijn; geef Uw hemelse vertroosting aan allen die niet meer genezen zullen. O Heere, doe het, niet om onzentwil, maar opdat op deze aarde nog de lof van Uw Naam zal worden gehoord. Wij loven U, die de ongerechtigheden vergeeft en de krankheden geneest en het leven verlost uit het verderf – door Jezus Christus onze Heere, Amen.”

Aurelius Augustinus (13 november 354 – 28 augustus 430)

De vooruitzichten waren somber. De arts was eerlijk geweest: er is geen behandeling meer mogelijk. En dat bericht was binnengekomen. Hij zou afscheid moeten gaan nemen van zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen, die hem zo dierbaar waren. Maar toch was er iets wat hem nog zwaarder woog: hij moest gaan sterven. En dat betekent: voor God verschijnen. Dat was voor hem een onmogelijkheid.

Was hij nu pas voor het eerst, nu de ziekte verder doorging, met deze dingen bezig? Zeker niet, maar hij was er zo gesloten over. Wat ik wel merkte: hij had een honger naar het Woord van God. Meerderen die hem pastoraal bezochten hadden dat opgemerkt. En zo zat ik aan zijn ziekbed. Als bezoeker voel je je dan zo machteloos. Maar gelukkig, we hoeven het niet met onze eigen woorden te doen. We hebben het Woord. Daarbij mogen we ook de woorden betrekken van hen die ons, al sinds honderden jaren, “oud goud” hebben nagelaten. Zo mocht ik de zieke wijzen op de toepassing van een preek die de Schotse predikant Ds. R. Erskine heeft nagelaten over 2 Kor. 5: 18a: “En al deze dingen zijn uit God”. Bij elk bezwaar dat iemand in zijn geestelijke nood kan ervaren, heeft Ds. Erskine een woord uit de Schrift. Heb ik geen verbroken hart? Heb ik geen geloof? Heb ik geen rechtvaardigheid om voor God te kunnen bestaan? Al deze dingen zijn uit God. Zo ook het verbreken van het hart, het schenken van het geloof en het toerekenen van de rechtvaardigheid die voor God kan bestaan.

Als de Heere er het zicht op geeft dat alle dingen uit Hem zijn, dan is zalig worden toch mogelijk. Zelfs voor de grootste der zondaren. Zelfs bij het naderen van de dood. Wat een ruimte geeft het als ik ontdek dat er van mijn kant niets bij hoeft, niets bij mag en niets bij kan. Want al deze dingen zijn uit God.

L. Huisman

Beste mensen,

Wat kan het moeilijk en zwaar zijn in ons tijdelijke leven. Wat kunnen velen van u daarover meepraten, omdat u het nu meemaakt of in het verleden meegemaakt hebt. Bij de lichamelijke zorgen komen vaak veel psychische spanningen. Dit alles mogen wij ook met elkaar delen binnen onze stichting. Het is een gezegend voorrecht, dat nog aan ons gegeven wordt. Het spreekt voor zich, dat u anderen meedeelt in uw zorgen, maar ten diepste staat u er alleen voor en moet u er ook alleen door. Het is dan bovenal een gezegend voorrecht, dat ook in zulke moeilijke omstandigheden Gods Woord ons leert, onderwijst en troost.

Paulus is in 2 Korinthe 12 aan het woord. Ook hij heeft het moeilijk en zwaar. We lezen dat hij geteisterd wordt door een scherpe doorn in het vlees. Bij ervaring weten we allemaal we wat het betekent een doorn in ons vlees te hebben. Dat doet veel pijn en we willen graag dat die doorn uit ons vlees getrokken wordt. Dat wil Paulus ook. Het is alsof een engel des satans hem met vuisten slaat. Dat is nogal wat. Paulus, kind van God, die dagelijks met de slagen van satan geplaagd wordt. Hoe begrijpelijk is het, dat hij die doorn weg wil hebben. Hij heeft er dan ook driemaal voor gebeden. Dat betekent, dat hij aanhoudend gebeden heeft. Paulus heeft de Heere aanhoudend gevraagd die scherpe doorn weg te nemen. De Heere hoort zijn gebed wel, maar verhoort het niet.

Kennen we dat? Voor veel mensen met lichamelijke en psychische noden geldt dat ook. We kunnen een ernstige ziekte omdragen die niet te genezen is. We kunnen gebukt gaan onder een nood die niet te stuiten is. Hebt u de Heere ook aanhoudend gebeden? Heeft misschien ook de familie gebeden? En de gemeente? Het kan zijn dat u mocht herstellen. Wat is dat tot verwondering en stilheid. Ondanks ons toch verhoord?! Het kan ook zijn dat ziekte doorging en de nood niet verminderde. Het kan zijn dat de doorn in het vlees niet weggenomen werd. Hoe is het als de ziekte doorzet en er geen geweer in deze strijd blijkt te zijn?

Misschien vraagt u zich af wat de doorn in het leven van Paulus was. Veel is erover geschreven, maar de Bijbel zwijgt erover. Dit weten we: de doorn wordt niet weggenomen! Dat is aangrijpend in het levensprobleem van Paulus. Zijn beproeving, zijn zwakte, zijn beperkingen worden niet weggenomen. Is dat het einde van alles voor Paulus? Neen en nog eens neen! Paulus heeft een vertroostende boodschap ontvangen! In de tekst staat: ‘Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg’.

De doorn, de pijn, de zwakte blijven en toch heeft Paulus met een God te maken Die vol genade is. Paulus, Mijn genade is er voor vandaag, voor morgen, voor overmorgen en voor altijd. Zo mag Paulus met zijn doorn in het vlees de genade van God ervaren. Hij moet ermee door het leven en hij mag ermee uit het leven. Alleen door Gods genade en om Jezus’ wil.

Die God van Paulus leeft nog. Christus is opgestaan en het graf is leeg. Die duur verworven genade is er ook vandaag nog. Wie die genade mag ervaren, mag verder kijken. Die mag vanuit een andere kant, vanuit Gods kant de doorn bezien. Wat lezen we van Paulus? Hij mag roemen in zijn zwakheden, zorgen en noden. Hij mag door genade belijden: Want als ik zwak ben, met mijn doorn in het vlees, dan ben ik machtig.

Mensen, is er bij u ook sprake van zo’n blijvende doorn? Blijft genezing uit? Hebt u iets mogen ervaren wat Paulus, als een mens in Christus, mocht ontvangen? Mag het ook voor u zijn: Mijn genade is u genoeg? Dan geeft dat soms voor een kort moment, soms voor een langere tijd rust en troost.

U zegt wellicht dat u dat zo niet ervaart. U moet belijden dat u dat leven van Paulus niet kent en dat het voor u alleen maar duisternis is en dat u alle troost moet missen. Zie dan naar Boven, naar de bergen, vanwaar ook alleen úw hulp komen kan! Die hulp zijn we niet waard en hebben we niet verdiend. Nee, maar het is ook alleen uit genade! Meer dan genade hebben we niet nodig. Dat is onze enige troost beide in leven en sterven (Zondag 1).

Gelijk een knecht ziet op de hand zijns Heeren, gelijk het oog der maagd op haar vrouw geslagen is, alzo zijn onze ogen op den HEERE onze God, totdat Hij ook ons genadig zij. Die genade wensen we u/jou van harte toe.

N.J. Teerds

Wat kan je leven in 1 moment toch veranderen; ineens is dan álles totaal anders. Wat maken we ons soms druk om heel veel dingen die niet belangrijk zijn. Zo ging het ook bij ons als gezin. Wat voelde mijn man zich ziek en wat had hij een pijn. Toch maar een afspraak bij de huisarts gemaakt. Vervolgens zit je als het ware in een soort trein die gaat rijden en voor je gevoel ook niet meer stopt.

We werden doorgestuurd naar het ziekenhuis in Gouda voor verdere onderzoeken. We liepen door de gangen en wat een spanning gaf dit. Toch ook maar gebeld naar de kinderen die direct zijn gekomen. Daar lag mijn man op een bed en wat zag hij wit/ bleek. Nooit vergeet ik meer het moment dat een verpleegkundige medicijnen ging toedienen en mijn man hierop een hartstilstand kreeg…

Alle toeters en bellen gingen aan het rinkelen en onze zoon Arie is begonnen met reanimeren. Wat er dan door je heengaat is niet niet goed te beschrijven. Angst; radeloosheid; zou ik hem gaan verliezen? Voor ons nu zo heel onverwacht? Er gaat dan als een schreeuw omhoog: “O God, spaar hem toch. O, wat een wonder toen alles in rep en roer was en de artsen heen en weer liepen was mijn man als door een wonder weer bijgekomen. Hij sloeg zijn ogen op en zag ons; de Heere heeft hem bewaard voor ons als gezin en in de familie.

Maar, om dat beeld van een rijdende trein nog eens te gebruiken, deze stopte niet. Na allerlei vervolgonderzoeken kwam de boodschap: “U heeft Leukemie en we moeten onderzoeken welke vorm en of er middelen zijn….; wat komt er dan in korte tijd veel op je af. Na, in eerste instantie een medisch hopeloze en uitzichtloze situatie kwam vervolgens de mededeling; een chronische vorm die toch te behandelen lijkt (CML).

Bij al deze ingrijpende dingen hebben we toch bijzondere momenten mogen ervaren als gezin. Man en vader in het ziekenhuis; wij na het bezoek weer naar huis. En dan toch ´s avonds samen psalmzingen en onze zoon deed een gebed. We mochten en konden onze nood bij de Heere kwijt; dan staat de trein een ogenblik stil!

Daarbij, wat een verschil toch… in het ziekenhuis hoorden we regelmatig in een andere kamer de vloeken klinken… Daartegenover dat jonge meisje op de kamer bij mijn man! Aandachtig luisterde zij naar het lezen uit de Bijbel en, hoewel voor haar totaal onbekend, ze heeft meegebeden.

Maar o, die chemo- tabletten. Te ervaren wat het betekent “misselijk zijn”; je zo beroerd voelen en wat voel je dan als omstanders een machteloosheid. Alleen elkaars hand vasthouden… willen helpen… soms alleen nog maar gebed… of een zucht… én: De Heere wilde soms wonderlijk horen, zo onverdiend!

De chemo mocht aanslaan en de middelen tegen de misselijkheid gingen z´n werk doen. Wat een blijdschap toen het moment van naar huis gaan kwam; om verder te gaan opknappen en aansterken. Weer in de eigen omgeving; eigen kamer; eigen bed; weer even een tussenstop… Bij al die zorgen en onzekerheden waren er ook momenten dat we de Heere werkelijk mochten erkennen en danken voor Zijn onverdiende ondersteuning en zorg.

Weer het beeld van “die trein”. Een traject van veel ziekenhuisbezoeken; doorverwijzing naar de “Daniël den Hoed- kliniek”. Een ziekenhuis wat bekend is geworden; zelfs vertrouwd werd. Bij de controles vaak gebruik makend van het familiehuis “Ronald Mac Donald”

Er zou nog zoveel te schrijven zijn over wat we daar allemaal zagen en hoorden. Zoveel leed, zoveel verdriet en dat alles vanwege de zonden. Toch ook bij tijden wonderlijke ontmoetingen en verrassende gesprekken waar het mocht gaan over het allerbelangrijkste in een mensenleven. ´Hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God´. Het gaat om de kennis van de énige troost en een wonder als krommingen door de Heere gebruikt mogen worden… hoe kunnen we God ontmoeten? Is er, zoals bij de laatste plaag in Egypte, bloed gestreken aan de posten (van ons hart)? Dan is een mens veilig voor tijd en voor eeuwigheid! Zo hopen we het vervolg van de treinreis met u te delen DV.

G.H. de Waard – Vuijk

Onderstaande gedicht is van de echtgenote van wijlen ds. P. Los. Mag dit uitzien door genade ook uw of jouw deel zijn?

Ik ga sterven,

Doch het brengt me geen verdriet!

Lang in Kedar rond te zwerven

Is slechts bitter zielsverdriet!

Ik ga sterven!

Ik herhaal het duizend werven:

´t Lust mij hier beneden niet!

Lieven! Weest toch niet verbolgen

Als mijn jongste polsslag slaat!

Jezus wenkt: Ik zal Hem volgen,

Waar Hij voor mij henengaat!

Schoon ´t door ´t dal des doods moog´ wezen,

Met Hem heb ik niets te vrezen,

Op Wie al mijn hope staat.

Ik ga sterven!

Nee, de dood verschrikt hem niet,

Die gelovig bij het zwerven

Op zijn Borg en Midd´laar ziet!

´k Vlucht met Mozes in de klove-

Wie zal mij de schuilplaats roven,

Die Zijn open zijde biedt?

Ik ga sterven!

Leven! Beid toch met geduld,

Daar gij weldra ´t droevig zwerven

Met de hemel ruilen zult!

Daar u Jezus ras zal halen

In Zijn blijde bruiloftszalen,

En daar al uw hoop vervult.

Ik ga sterven!

Lieve Jezus! Kom toch ras!

Breek deez´ aarden kruik aan scherven,

Die geheel onbruikbaar was!

Wonder! Nimmer af te meten,

Gij voor mij door God vergeten,

Toen Uw dood mijn ziel genas.

Het is voldoende voor één dag
Te bidden en te zorgen.
Wat heden u ontmoeten moog’
Denk daarbij niet aan morgen.

Het is genoeg, dat elke dag
Zijn last is toegemeten.
Die heden zorgt, zal stellig u
Ook morgen niet vergeten.

Hij geeft voor deze dag u brood
En kracht en licht en leven.
Zou Hij niet morgen evenzeer
U wat goed is geven?

Zie daarom niet zover vooruit
Met zuchten en met zorgen.
Wie heden op zijn God vertrouwt
Ziet ’s Heeren hulp ook morgen.

Zijn trouw is elke morgen nieuw.
’t Was gisteren zo en heden.
Wie op die trouw zich gans verlaat,
Kan moedig voorwaarts treden.

En is de laatste stap gedaan,
De laatste band verbroken,
Dan roepen wij met blijdschap uit:
Heer, niets heeft ons ontbroken!

Ds. J.H. Gunning Jhzn.
1858-1940