‘Het voelt alsof ik in een rollercoaster zit.’, wordt er na de diagnose vaak door mensen gezegd. Nou heb ik niet zoveel ervaring met achtbanen, maar ik geloof wel dat het klopt. De vergelijking met een rollercoaster is niet voor niets cliché geworden. Type op Google maar eens de woorden ‘kanker’ en ‘rollercoaster’ en je krijgt tientallen artikelen. Het is een cliché geworden, omdat het zo ontzettend wáár is. Net voor en na een diagnose volgen gesprekken en onderzoeken elkaar in rap tempo op. De ene na de andere afspraak wordt gepland. Steeds weer nieuwe gezichten, uitleg van protocollen, uitslagen… En als vervolgens de behandeling van start gaat, moet er thuis, op school of op het werk een heleboel geregeld worden. Een rollercoaster van gebeurtenissen dus. Gelukkig is dat voor mij allemaal al lang geleden. Toch bevind ik me nog vaak genoeg in een rollercoaster: die van mijn emoties. Minder heftig en intens, maar toch…

Verdrietig
Ik voel me soms verdrietig om alles wat er is gebeurd en om alles wat ik ben kwijtgeraakt. Ik had zo graag een ‘normale’ jeugd en schooltijd gehad. Ik wil zo graag gezond zijn… Ik ben al bijna zes jaar schoon, maar niet gezond.

Jaloers
Ik voel me soms jaloers. Op leeftijdsgenoten. Op de ‘perfecte plaatjes’. Op jonge mensen die wél fulltime kunnen werken. Die wél een eigen huis hebben. Die zonder aarzelen een sportieve vakantie boeken. Die kunnen gaan en staan waar ze willen.

Schuldig
Ik voel me soms schuldig, omdat ik weet dat jaloezie verkeerd is. En ook omdat ik weet dat ik harder zou kunnen werken aan mijn gezondheid. Er zijn veel adviezen voor mensen die chronisch ziek zijn of die (kinder)kanker hebben gehad. Wat als ik me aan al die adviezen zou houden? Wat als het mijn eigen schuld is dat ik me zo voel?

Schaamte
Niet dat ik dat niet probeer. Ik ben er alleen niet zo goed in. Gezond eten, veel eiwitten, goed beschermen tegen de zon, voldoende slapen, je aan een vast ritme houden, veel bewegen, goed leren omgaan met stress, genoeg pauzes plannen om te rusten, mediteren, nauwgezet je medicatie innemen… Hoe dan? Waar moet ik beginnen? Hoe houd ik dat vol? Ik voel schaamte dat het me niet beter lukt.

Blij
Ik voel me vaak blij. Ik voel me blij als de zon schijnt. Als het weer zachter wordt en het hoesten minder. Als ik een leuke dag heb met mijn leerlingen of cursisten. Als ik moe maar voldaan van mijn koffie geniet. Als… (Echt: ik kan deze lijst nog veel langer maken!)

Onzeker
Ik voel me soms onzeker, in nieuwe situaties bijvoorbeeld. Moet ik anderen wel over mijn ziek-zijn vertellen of niet? Deel ik niet te veel? Vertel ik niet te weinig? 

Trots
Als ik kijk waar ik nu sta én naar alle hindernissen die ik overwonnen heb, voel ik me soms ook trots. Trots dat ik tussen de chemo’s door een diploma tekende. Trots dat ik een mooi cv heb. Het is me gelukt!

Bang
Mooi cv of niet: mijn lichaam heeft iets weg van een tikkende tijdbom. (Over clichés gesproken) Het gaat nu goed. Of nou ja, niet slecht. Maar voor hoe lang precies? Mijn longfunctie is laag, elke infectie is een risico op achteruitgang en infecties heb ik genoeg. Bovendien is er een lange lijst van gezondheidsproblemen waarop ik een verhoogd risico heb. Ik lig er niet van wakker, maar soms voel ik me bang.

Dankbaar
Ik voel me soms dankbaar. Als ik mijn zegeningen tel, dan weet ik dat God goed is. En dat het zoveel erger had kunnen zijn. Ik ben kankervrij. Ik ben er nog. Ik adem. Ik werk. Ik lach. Ik huil. Ik geniet. Ik lééf!

Gefrustreerd
Ik wil alleen meer. Zoveel meer dan dat ik kan, want soms voelt leven slechts als overleven. En ik ben soms zo klaar met het ziekenhuis. Waarom gaat het nooit gewoon zoals ik wil? Waarom kost alles zoveel energie? Waarom werkt mijn lichaam niet gewoon een keertje mee? Ik voel me zo vaak gefrustreerd.

Eenzaam
Hoeveel lieve mensen er ook om me heen staan, ik voel me soms eenzaam. Ze hebben meegeleefd, en sommigen doen dat nog steeds. Maar ze kunnen nooit precies voelen wat ik voel. Ik sta er niet alleen voor, maar toch… zo voelt het soms wel. Want wie kent mijn hele verhaal? Wie ziet het hele plaatje? Wie durf ik lastig te vallen met donkere gedachten? Bij wie durf ik te huilen?

Inkijkje
Het is een vreemde blog geworden. Een blog zonder mooie zinnen of goed verdeelde alinea’s, maar wel met een inkijkje in mijn hart. Ik wilde met je delen wat ik voel. Waarom? Niet zodat je kan relativeren of me op kan beuren. Want ja… ik weet het: overal is iets tegen in te brengen. Maar ik weet ook dat ik niet de enige ben. En daarom schrijf ik dit: zodat jij dat ook weet.

Willemarijn (1998) is onderwijsassistent in een taalklas. Ze is gek op koffie, kleur en taal en schrijft regelmatig over haar ervaring met kanker. Op haar zevende kreeg ze leukemie (ALL), daarna volgde vijf keer een recidief. De laatste behandeling was in 2019.

Het zal toch niet waar zijn? Ik moet me vergissen…

Is het alweer tijd voor het bevolkingsonderzoek voor borstkanker? Wat heb ik daar een hekel aan. Als ik die brief zie voel ik mijn maag al. Zal ik deze keer maar eens niet gaan? Of toch maar wel? Ik spreek mezelf moed in en maak online een afspraak. Toch maar beter als ik wel ga. De bewuste dag en daar ga ik dan met lood in mijn schoenen. Daar zitten we met een aantal vrouwen… Ik denk… Ik tel… 1 op de 7 krijgt borstkanker. Met de komenden en gaanden zijn we met zeven. Dus één van ons zal de boodschap krijgen, er is iets niet goed. Er zit iets wat er niet hoort, u/jij wordt doorgestuurd voor verder onderzoek. Zal ik het zijn? Of die dame naast me? Ik weet het niet.

Het is mijn beurt, ik word naar binnen geroepen, daar sta je dan… Wat voor die dames in de bus routine is… is het voor mij niet. En ik geef eerlijk toe, ik vind het een naar onderzoek. Om niet te zeggen soms doet het even pijn. En niet alle dames hebben, zo is mijn mening, evenveel tact, soms gaat het zelfs wat hardhandig. Maar goed ik bijt me er doorheen.

Ik slaak een zucht van verlichting als ik wegloop. De uitslag krijg je binnen 1 à 2 weken of per post of telefonisch. En ja, je weet als je gebeld wordt, is het meestal niet goed. Ik houd de post toch beter in de gaten als dat ik anders doe.

Ik denk aan die vrouwen die gebeld worden… die de boodschap krijgen er zit een bobbeltje in uw borst. Wat er dan met je gebeurd moet niet te beschrijven zijn. Die vrouw bij ons uit de straat? Of uit onze kerk? En wat moet ik zeggen, bij mij was het goed? Wat een vragen leven er in mijn hart… Wat een onzekerheden. Wat een spanningen, wat zal de toekomst brengen?

Ik kreeg een brief, de uitslag was goed. Een dankgebed ging omhoog, dank U Heere! Een gebed voor diegene die een andere boodschap kreeg. Heere, helpt U ze in deze onzekere tijd, maar mag het zijn tot Uw eer en haar eeuwig heil. Mogen wegen van kruis en druk brengen aan Uw voeten. Bij U zijn uitkomsten, zelfs tegen de dood.

Wie zal bovenstaande niet herkennen? Het zet mij steeds tot nadenken. En voor mij … gelukkig, ik mag weer twee jaar weg blijven. Toch zijn ook die twee jaren weer zo snel voorbij… en denk ik weer… Het zal toch niet waar zijn? Ik moet me vergissen?

Herken(t) u/jij dat ook?

G.H. de Waard – Vuyk

Er is aan mij gevraagd om iets te schrijven over wat het met je doet als één van je kinderen of aangetrouwde kinderen de boodschap krijgt dat er bij hem of haar kanker is geconstateerd.

Zelf heb ik nu al bijna twintig jaar de ziekte “Non-Hodgkinlymfoom” en daarom weet ik door eigen beleving zo goed wat de ziekte betekent.

Maar toen ik, nu vijftien jaar geleden, het bericht ontving dat er bij één van mijn schoonzoons chronische Leukemie was vastgesteld en hij in die periode tevens een hartstilstand kreeg was ik hierdoor als het ware in een shock. Het greep me zo aan dat ik niet goed wist hoe en wat en eerst weer bij mijn positieven moest komen….Men vertelde me toen dat het echt de waarheid was en langzaam ging het doordringen!

Wat stijgen er dan een stille gebeden op voor je kinderen in nood. Zelf was ik ouder, geen man en geen gezin meer thuis. Uit eigen ervaring weet ik zo goed wat chemotherapie betekent; dat is bijzonder zwaar om te ondergaan. Ook weet ik dat het door de Heere kan worden gezegend en tot resultaat kan leiden. Dit mocht ook bij mijn schoonzoon zo zijn en zijn de kuren gezegend.

Vervolgens kwam er, nu acht jaar geleden, bij mijn oudste dochter borstkanker openbaar waardoor het traject opnieuw moest worden doorlopen. Dat geeft dan opnieuw een periode van ontzettende zorg en steeg er een noodkreet omhoog vanuit een moederhart. Wat moet het zijn om als moeder mee te moeten maken een kind te verliezen en dat, voor mensenbegrippen nog zo jong. Een man; kinderen; midden in het leven en dan te bedenken om te moeten sterven en voor de Heere te moeten verschijnen…

Er volgde een ingrijpende operatie waarbij borst én lymfklieren zijn verwijderd. Chemotherapie en ook een traject van bestralingen is er gevolgd. Naar mate de tijd verstreek kwam er ook weer hoop. Weliswaar is het een hele zware periode geweest maar er mocht verbetering optreden. Ook hierin heeft de Heere betoont dat Hij middelen wil gebruiken. Het komt er vervolgens wel op aan wat het voor een ieder van ons persoonlijk mag uitwerken.

Om mij heen zie ik zovelen die wél moesten meemaken dat er een kind grafwaarts moest worden gedragen en het zo anders is gegaan dan bij ons en voor mij. Bij ons alle drie, zowel ik persoonlijk als mijn schoonzoon en dochter mogen we er nog zijn en, hoewel er altijd spanning blijft en de controles er op vaste tijden moeten zijn, is er alle reden tot verwondering. Nu bedenk ik vaak dat, naar menselijk berekenen, ik ze zal voorgaan in de weg van alle vlees. Als moeder van éénentachtig ligt dit voor de hand.

Van harte wens ik een ieder die een dergelijke zware slag moet meemaken, dat de Heere Zijn ondersteuning zou willen schenken in alle smart, pijn en verdriet en boven dit alles dat het mag worden geheiligd aan de zielen die immers onsterfelijk zijn!

Een moeder

Ik stap in de auto, klaar om naar het jongerenweekend in Ottoland te vertrekken. Plotseling word ik overvallen door intense boosheid en verdriet. Als een donderslag bij heldere hemel flitst het door me heen: deelnemen aan een jongerenweekend van Winst uit Verlies kan maar één ding betekenen: je hebt met kanker te maken (gehad)!


Ik start de auto en begin aan de rit. Ontdaan. Van slag. In de war. Ik keek al maanden uit naar dit weekend, hield nauwlettend in de gaten of het aanmeldformulier op de website verscheen en nam voorzorgsmaatregelen die moesten zorgen voor ruimte rondom het weekend, zodat alle indrukken op een rustige manier hun plekje konden vinden. En nu dit. Eigenlijk hoeft het van mij niet meer. Ik ben er klaar mee. Zal ik maar gewoon niet gaan? Zal ik me afmelden? Zal ik teruggaan naar huis? Bij deze club wil ik toch helemaal niet horen?


Ik zit in de auto en iets in mij zorgt ervoor dat ik toch doorrijd naar De Zwarte Schuur, de groepsaccommodatie van dit jaar. Zoek ik misschien toch iets van (h)erkenning? Vermoed ik er toch wat te kunnen halen? Of doe ik dit puur en alleen uit plichtsgetrouwheid? Ik heb me tenslotte aangemeld, dus ze rekenen op me.


Ik stap uit de auto en meld me bij Henk-Jan, Tineke en de andere deelnemers. Ik ben de laatste en al vrij snel na mijn komst gaan we aan tafel. De groep is nagenoeg hetzelfde als bij mijn vorige deelname en algauw zorgt dat voor een vertrouwde en gezellige sfeer. Het is alsof we verder gaan bij waar we de vorige keer stopten. Het voelt goed. Het is goed.

Tijdens onze tweedaagse reis lachen we, huilen we, zoeken we, vinden we, snappen we of tasten we juist in het duister. Soms zijn er namelijk ook gewoon geen antwoorden te vinden.

Als ik aan het einde van de tweede dag opnieuw in mijn auto stap, ben ik moe. Moe van alle indrukken. Moe van al het sociale contact. Moe van al het denken. Moe van al het voelen. Moe van alle vragen. En ook gewoon moe door een niet al te lange nacht (de bedstee sliep overigens prima, daar lag het niet aan). Door de moeheid heen piepen nog weer wat nieuwe gedachten: wat heeft dit weekend me opgeleverd? Was het de moeite waard? Is het nou echt zo erg om bij deze club te horen? Zal ik me, bij gezondheid, volgend jaar weer aanmelden?

Ik weet het niet. Ik ben er nog niet over uit.

Nee, natuurlijk wil ik niets met kanker te maken (gehad) hebben, maar ik kan er niet omheen: het is een feit dat ik er wél mee te maken (gehad) heb. Het is nu aan mij om dat gegeven te leren verweven met mijn leven. Niet als een slachtoffer, maar als een wijs en gevormd mens. Een mens die leert van het leven. Een mens die leert van de tegenslagen. Een mens die óók kijkt naar wat ze heeft, in plaats van alleen naar datgene wat ze mist. En… een mens die het niet alleen hoeft te doen. Een mens die durft te ontvangen van mensen die – er soms helemaal klaar mee zijnde – ook met kanker te maken hebben (gehad).

Ik ben er klaar mee. Met dit stukje tekst in elk geval. Over dat andere slaap ik nog maar ‘es een nachtje, heerlijk in mijn eigen bed.

Arjanne Bijsterveld

Arjanne (’99) kreeg in 2022 de diagnose borstkanker. Een behandeltraject volgde, de ziekte verdween. Met vallen en opstaan, en op zoek naar winst uit verlies, probeert zij deze levensveranderende gebeurtenis te verweven met haar bestaan. In haar blogs deelt ze wat van haar ervaringen.

Mijn zuchten. Wie zucht er niet eens? Wie heeft nooit eens een gegronde reden om te zuchten? In de Bijbel lezen we dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe. Zuchten hoort bij het leven, sinds de mens de Heere verlaten heeft. In Zijn goedheid heeft God ons nog vele zegeningen gelaten, maar elk mens kent ook zorgen, ziekte, pijn, rouw en verdriet. Soms dragen we zuchtend al dat leed. Wat is zuchten? Dan hebben we geen woorden, maar onze gevoelens zoeken zo toch een uitweg.

Het zuchten zal onder onze lezers zeker herkend worden, juist als de lichamelijke zorgen groter worden. Zonder woorden zuchten we tot de Heere om ondersteuning, om leiding en kracht. Zonder woorden zuchten we om te mogen volgen in de weg die de Heere gaat.

Toch is er nog een ander zuchten en dát zuchten kan niet gemist worden. Daarvan lezen we in Psalm 42: ‘k Zucht daar kolk en afgrond loeit, daar ’t gedruis der waat’ren groeit, daar Uw golven, daar Uw baren mijn benauwde ziel vervaren’. We lezen het ook in Psalm 38. David, de dichter van deze psalm, zucht. In vers 4 zegt hij: ‘Er is niets geheels in mijn vlees’. Maar hij heeft niet alleen allerlei lichamelijke kwalen. Zijn vrienden en bekenden staan tegenover hem en zijn familie staat van verre. Weet u waarom? Vanwege zijn zonden en zijn ongerechtigheden. Die drukken hem zo zwaar. Die zware last draagt hij overal mee naar toe en zo gaat hij zuchtend zijn weg. Ziet hij dan helemaal geen uitweg?

Het staat er zo duidelijk: ‘Mijn zuchten is voor U niet verborgen’. Heere, U weet ervan. Wat een wonder is dat voor de dichter. Hij verlangt naar God en in zijn zuchten openbaart hij: O Heere, mijn God, wees niet verre van mij en verlaat mij niet. U bent de Alwetende en de Alziende. U weet van mij af! Het is een grote zegen als wij het David mogen nazeggen, dat God ook van ons af weet. Hij hoort het geroep en gezucht van ellendigen en van degene die geen Helper heeft. Wat een troost is dat!

Lezer, die troost en wetenschap wens ik u van harte toe. De oorzaak daarvan ligt niet in de mens, maar in Christus, Die naar de aarde kwam. Ook Hij moest klagen dat Hij, de Zoon des mensen niet had waar Hij het hoofd op zou neerleggen. Deze Zaligmaker zorgt ervoor dat weeklacht en geschrei veranderd worden in een blijde rei. Hij heeft als Borg gezucht. Wat een zegen te mogen weten, dat de God uit genade ook ons zuchten hoort en Zich ontfermt over armen en ellendigen.

Maar wat klaag ik, Heer’ der heren?
Mijn begeren
Is voor U in al mijn leed,
Met mijn zuchten en mijn zorgen,
Niet verborgen;
Daar Gij alles ziet en weet.

N.J. Teerds

Oudejaarsavond, een avond waarbij er teruggezien wordt op het voorbij gesnelde jaar. Een avond waarop ook de namen worden voorgelezen van hen die ons zijn ontvallen. Nieuwjaarsdag, een dag waarop vooruit gekeken wordt. Verwachtingen wat het nieuwe jaar ons brengen zal, maar er ook nog zo veel verborgen is.

Het blijft in m’n herinneringen naar boven komen. Onze laatste oudejaarsavond samen. Ook wij keken terug. Een jaar is voorbijgegaan met daarin zo’n ernstige boodschap. Mijn lieve vader is ongeneselijk ziek. Na deze boodschap die klonk eind april 2015 volgden maanden van grote zorgen. Mijn vader moest twee weken na de boodschap met spoed geopereerd worden om tumorweefsel te verwijderen, omdat hij zo hard achteruit ging. Maandag kon hij lopen met een stok, dinsdag met de rollator, woensdag zat hij in de rolstoel en donderdagavond lag hij met uitval links al bijna in coma. Mijn vader kreeg na de operatie ernstige complicaties die elkaar afwisselden met soms maar 1 dag rust tussendoor. Na een ziekenhuisopname van ruim 8 weken volgden er maanden van betrekkelijke rust. Waarin mijn vader weer wat energie had om te doen ondanks de bestralingen en chemo die hij kreeg. Het waren goede maanden waarin we als gezin redelijk normaal konden leven. Maar wel met de gedachte dat die rust ook voorbij zal gaan.

De laatste verjaardag van mijn vader in november. We wisten dat het zijn laatste verjaardag zou zijn. Op die dag kregen we ook te horen dat de tumor weer gegroeid was ondanks de chemo en bestralingen en dat een operatie weer zou moeten volgen om tumorweefsel weg te halen. Deze keer beter voorbereid dan de eerste keer. Ondanks dat volgden opnieuw weer vele ernstige onverwachte complicaties waarbij we opnieuw meerdere malen opgeroepen werden en gevreesd hebben voor zijn leven. Het werd al snel duidelijk dat hij met de kerstdagen en de jaarwisseling in het ziekenhuis zou moeten doorbrengen.

Oudejaarsavond zijn mijn moeder, broer en ik na de kerkdienst opnieuw naar het ziekenhuis gegaan om onze laatste jaarwisseling samen als gezin mee te maken. Het oude jaar uit met zoveel zorgen. Het nieuwe jaar in met nog meer zorgen. We wisten dat het een moeilijk jaar zou worden. Mijn vader zou niet meer beter worden en zal menselijkerwijs gesproken niet lang meer te leven hebben. Maar hoe het zal gaan, dat lag verborgen.

En elk jaar weer moet ik op oudejaarsdag terug denken aan de jaarwisseling in het ziekenhuis. We wensten elkaar toen het beste toe voor het nieuwe jaar. Maar ook wetend dat de volgende oudejaarsavond de naam genoemd zal worden van mijn lieve vader. Elke oudejaarsavond voel ik nog weer extra die lege plek. Het gemis. Het verdriet. En rouw ik met de andere rouwenden om het verlies van dierbaren. En kijken we het nieuwe jaar tegemoet, onwetend wat die zal brengen. Meelevend met hen die in grote zorgen leven en weten of vrezen dat het hun laatste jaarwisseling zal zijn.

Een stem zegt: Roep.
En hij zegt: Wat zal ik roepen?
Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds.
Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast;
Voorwaar, het volk is gras.
Het gras verdort, de bloem valt af;
Maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.
Jesaja 40 : 6-8

Corine van Luttikhuizen

Corine (25 jaar) heeft in 2016 haar vader verloren aan een hersentumor. In het dagelijks leven is zij verpleegkundige in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede en werkt zij thuis in de schapenhouderij. In deze blogs deelt ze hoe herinneringen en rouw in het dagelijks leven invloed hebben.

Wat is er veel waardoor iemand uit balans kan raken: verlies van gezondheid, spanningen op het werk, zorgen in het gezin en nog heel veel meer. We staan nu stil bij het eerstgenoemde: allen die betrokken zijn bij Winst uit Verlies hebben direct of indirect te maken met kanker. Als iemand de ziekte krijgt, kan het zijn alsof ons levenshuis schudt op zijn fundamenten. En allen die om de zieke heen staan, ervaren ook iets van die onbalans. Alle zekerheden lijken weggevallen te zijn. Het kan ook geestelijk in onbalans brengen. Geestelijke onbalans kan verschillende oorzaken hebben. Soms is er geen duidelijke oorzaak, maar wil de Heere iemand beproeven.

De onbalans kan ook een oorzaak hebben aan de kant van de mens. Bijvoorbeeld doordat iemand wat slordiger geworden is in de dagelijkse omgang met God. Als de binnenkamer vaker leeg blijft. Of iemand is te veel gaan leven op het gevoel, zonder zijn grond steeds weer te zoeken in het Woord. En eenmaal meegesleept door het gevoel en terecht gekomen in een draaikolk zoals we vinden in Psalm 42, is men een prooi voor satan. Hij roept toe: “Waar is nu die God, op Wie gij bouwde?”

Dat is een eigen werk van de satan: verwarring zaaien, de ziel aan God laten twijfelen en zo mogelijk de ziel tegen God opzetten in gevoelens van opstand. Of, een ander doel van satan, iemand zo moedeloos maken dat de wanhoop nabij kan zijn.

Hoe kan er een einde komen aan die onbalans? Ten diepste alleen als de Heere weer terugkomt, of, zoals wel eens wordt gezegd, als Hij overkomt. Daar bad de dichter van Psalm 35 om: “Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil”. Toch wil de Heere ook in dit opzicht binden aan de middelen. Als wij in het dagelijks leven maaltijden gaan overslaan, gaat het met ons niet goed. En zo is het ook geestelijk. De binnenkamer moet weer gezocht en Gods Woord onderzocht en beluisterd worden. En wat een wonder als dan het oude weer nieuw mag worden. Als ervaren mag worden: Gij evenwel, Gij blijft Dezelfde, o Heere. Dan kan het zijn dat er niets veranderd is aan de omstandigheden, maar dat toch het oud vertrouwen terug mag komen. Golven en baren hebben dat vertrouwen niet weg kunnen nemen, want de Heere had dat Zelf in de ziel gelegd en voor eeuwig verankerd.

L. Huisman

Juf, wat is uw droom?’ Ik kijk mijn leerling verbaasd aan. Verbaasd doordat deze jongen nog niet zo lang in Nederland is en deze vraag toch in perfect Nederlands stelt, maar nog meer door het onverwachtse ervan. We zitten met zijn drieën op de gang en zijn bezig met een leesles. Hij, een andere leerling en ik als onderwijsassistent.

Onderwijsassistent. Dat was in ieder geval niet mijn droom. Mijn droom was om de pabo te doen en juf te worden, maar door mijn gezondheid liep dat anders. Toen ik ontdekte dat zowel de opleiding als het beroep van leerkracht te intensief zouden zijn, was dat moeilijk. Uiteindelijk zette ik mezelf eroverheen met de gedachte dat ik als onderwijsassistent in ieder geval wél juf was. Ik zag ook de mooie kanten: veel een op een mogen werken, een band kunnen opbouwen met kinderen, leerkrachten helpen en zo hun werkdruk verlagen… Even twijfelde ik nog of ik wel genoeg uitdaging zou hebben, maar ik vertelde mezelf dat dat vast goed kwam. Misschien kon ik af en toe een cursus volgen, een stagiaire begeleiden of invallen. En bovendien: voor elk kind een goede juf zijn en elk kind geven wat het nodig heeft, leek me een leerproces dat nooit klaar is. Over uitdaging gesproken.

Mijn plek weten

Inmiddels werk ik alweer vijf jaar als onderwijsassistent en uitdagingen zijn er inderdaad genoeg. Leuke uitdagingen waar ik zelf voor kies, maar ook veel uitdagingen die ongevraagd op mijn pad komen en die ik helemaal niet wil. Zo is het een uitdaging om elke werkdag met frisse moed en zin naar mijn werk te gaan, ook als ik me moe en futloos voel. Het is een uitdaging om al hoestend pleinwacht te lopen. En waar ik ervan hou om mee te denken over de gang van zaken in de klas en het leerproces van mijn leerlingen, is dat in mijn huidige baan niet gewenst. Dit accepteren en mijn plek weten is een uitdaging die pijn doet. Mijn werk blijkt niet vanzelf te gaan.

Onbereikbaar

De droom om leerkracht te worden, was niet de eerste droom die sneuvelde en ook niet de laatste. Gebroken dromen horen bij een leven na kanker en bij chronisch ziek zijn. Voor sommige dromen moet ik harder vechten, voor sommige dromen langer wachten en andere blijken simpelweg onbereikbaar. Niets blijkt vanzelf te gaan.

Een extra portie geduld

Wat is op dit moment mijn droom? Mijn leerling kijkt me aan, wachtend op antwoord. Na enkele seconden zeg ik aarzelend: ‘Ik wil ooit een boek schrijven. Eén voor grote mensen en één voor kinderen.’ Of die droom ooit uitkomt? De tijd zal het leren. Voor nu weet ik dat ik de pijn van oude, mislukte dromen, maar ook mijn verwachtingen, wensen en nieuwe dromen in Gods handen leggen mag. Ondertussen biddend om wijsheid, moed en een extra portie geduld, want ook vertrouwen en wachten gaan niet vanzelf.

Niets gaat vanzelf. Niets gaat alleen.

Boekentip: Ik heb meerdere keren het boek ‘Lijden in Gods hand’ van Christa Rosier gelezen. Deze schrijfster had in haar eigen gezin te maken met rouw. Zelf had ze borstkanker waaraan ze in 2011 is overleden. In hoofdstuk 11 van haar boek gaat het over ‘gebroken dromen’. Haar inzichten vond ik erg mooi en verrassend.

Willemarijn

Willemarijn (25) is onderwijsassistent in een taalklas. Ze is gek op koffie, kleur en taal en schrijft regelmatig over haar ervaring met kanker. Op haar zevende kreeg ze leukemie (ALL), daarna volgde nog vijf keer een recidief. De laatste behandeling is nu ongeveer vijf jaar geleden.

en geve u vrede. ~ Numeri 6 vers 26b

Het zijn de laatste woorden van de hogepriesterlijke zegen. Elke zondag mogen we deze woorden horen uitspreken als de dominee de zegen op de gemeente legt. Herkenbare woorden voor alle gemeenteleden! Wat een rijke en inhoudsvolle bede.

Die paar woorden …en geve u vrede… zijn juist ook zo veelzeggend voor diegenen onder ons die kampen met een ernstige ziekte en zij die weten dat ze uitbehandeld zijn.

De vrede komt van de HEERE. Die vrede komt van Boven. Die rust komt van Boven, Dat kunt u zelf niet werken en een ander kan u dat niet geven. God is het, Die vrede werkt en vrede geeft. Met die wetenschap wordt het gebed geboren: ‘O Heere, schenk mij Uw vrede’.

Wat kunnen er in het leven tijden van onrust, onzekerheid en ontreddering zijn. Daarvan was in het paradijs geen sprake. In de tijd na het paradijs is dat werkelijkheid geworden. De Bijbel beschrijft ons dat op velerlei wijzen. Gebrokenheid, ziekte, zorgen, verdriet, het komt in Gods Woord veelvuldig aan de orde. De Bijbelse tijd verschilt niet van onze tijd. Het was toen geen vrede en dat is het nu ook niet We leven in een tijd van onrust en verwarring en dat op allerlei terreinen: in de wereld, in ons land in onze kerken en in ons leven.

Ongetwijfeld herkent u dat. Voor meerderen onder ons is het een herkenning in het eigen leven. Dat geldt als jezelf ernstig ziek bent. Een leven vol onzekerheid en soms ook vol verwarring. Hopelijk zijn er mensen om u en jou heen, die willen luisteren en bidden. Bidden om rust en vrede voor u en voor jou. Wat een zegen als er een biddende omgeving en een biddende gemeente mag zijn

… en geve u vrede.

Allereerst hebben we rust en vrede nodig, niet alleen in dagen vol vragen en spanning, maar ook voor elke dag. Die vrede en rust kan de Heere geven. Dat is een bijzondere genade, die ook wel Gods ondersteunende genade genoemd wordt. Met die genade kunt u de dag en de week doorkomen.

Er is echter een vrede, die verder reikt en dieper gaat. Dat is een vrede, die alle verstand te boven gaat. Dat is vrede met God door Jezus Christus.

Zouden we die vrede elkaar niet gunnen? Zouden we niet om die vrede bidden? Die vrede te ontvangen en te ervaren geeft rust en stilheid in tijden van onrust.

Daarin hebben we Gods Geest nodig, Die werkt in het hart van zondaren door Zijn opzoekende genade. God onderhoudt die genade. Hoe kan dat? Het brengt ons In Bethlehem en op Golgotha. Vrede op aarde, vrede in het hart van een mens vanwege de verdienste van Jezus Christus. Hij is de Vredevorst en de Rustaanbrenger. Hij geeft dat vandaag en in de onbekende toekomst.

Hij geve u deze vrede!

Troost allen die, in nood en smart,

Tot U verheffen ’t angstig hart;

Maak ons in tegenspoeden stil;

Hoor ons, o God, om Jezus’ wil.

Morgenzang vers 7

N.J. Teerds

Vervolg op De trein gaat weer verder…

We vervolgen onze treinreis. Verschillende malen in het afgelopen jaar nam ik u en jullie mee op deze reis.

Wat hebben we het ervaren dat, als een trein zo hard rijdt en alles langs je heen raast; je er zo ontzettend moe van kan worden.

Wat hebben we ook ervaren dat mensen met je meeleven en wat doet je dat goed. Daarom wil ik jullie/u deze treinreis meenemen in dat meeleven met je familielid/bekende die getroffen wordt.

Wat deed het ons goed toen hij aan de deur stond; niet veel zei; even naar binnen kwam; met ons meehuilde en met ons bad. Wat voelden we daarin een liefde en bewogenheid.

Of die ander die ons een kaartje schreef: “Ik heb geen woorden…” Geen lang verhaal met allerlei goedbedoelde adviezen, waar je niets mee kunt. Of juist die ander die een hand op je schouders legt, je vol bewogenheid aan kijkt en alleen maar zegt: “We leven en bidden met jullie mee”.

Dan weer die ander die, als je thuis komt na een dag van onderzoeken in het ziekenhuis met een pannetje eten voor de deur staat. Wat heb ik het zelf, als ik dan terug dacht hoe ik in het verleden met iemand meeleefde, vaak verkeerd gedaan. Opmerkingen van mensen kunnen je zo pijn doen, hoe goed bedoeld deze ook zijn. Soms kan je van het praten van anderen ook zo moe worden en wil je zelf ook even niet meer praten.

Meeleven op de juiste wijze is erg moeilijk. Kom niet met je eigen verhaal, maar luister naar je zieke familielid (of in welke relatie dan ook). Vraag: “Wat wil je zelf? Wat kan ik voor je betekenen?”

Mensen zijn soms ook zo nieuwsgierig, hoe ziet hij of zij er uit? Is hij of zij al kaal door de chemokuren?

We hebben ervaren dat je zo kwetsbaar bent. Ook als gezin. Het woord “kanker” klinkt soms als een scheldwoord; in winkels; op openbare plaatsen. Wat had onze dochter een verdriet toen in die periode een jongen uit haar klas, kanker als een scheldwoord gebruikte. Al huilend vroeg ze aan hem: “Weet je wel wat kanker is? Besef je wel wat je daar zegt? Heb je er wel eens mee te maken gehad? Dan zeg je dat nooit meer!”.

Wat een lessen. We mogen wel steeds vragen om wijsheid; om de juiste woorden te gebruiken. Zo rijdt de trein weer verder tot we op een volgend station mogen aankomen. Terwijl we reisden zagen we meerdere malen de regenboog als een teken van Gods trouw. Juist voor mensen die ontrouw zijn…

Dan vervolgden we bemoedigd onze reis want:

´t Is Isrels God, Die krachten geeft,

van Wien het volk zijn sterkte heeft.

Looft God; elk moet Hem vrezen.

G.H. de Waard – Vuyk