Je verlaat het ziekenhuis. Het verblijf was intens. Je leven leek uit je weg te vloeien. Net voor de dood kwam het keerpunt. Je blijft in leven. Nu naar huis voor het herstel. Alleen… je ziet alles anders. Het oude is voorbij. Hoe je ook kijkt en grijpt, hoe je was komt niet meer terug. Alles is nieuw.
Ingrijpende gebeurtenissen zetten je leven op de kop. Niets van wat het daarna is lijkt meer op in de tijd daarvoor. Hoe langer je in ‘een heel andere wereld hebt geleefd’, hoe sterker dat zo wordt ervaren. Je hebt geleefd op een plaats waar anderen de regie over je leven bepaalden. Of het de gevangenis is of een zieken-verzorgingshuis en je als het ware ‘gevangen zit’ in het systeem met protocollair regime. Soms komt daar de ervaring bij dat je daar de dood recht in de ogen hebt gekeken. Het was was maar de vraag of je het zou overleven en je hebt voor je leven gevochten. Het moment dat je dan toch over de drempel naar buiten stapt en je (be)vrij(d) bent zal je niet meer vergeten. Herkenbaar?
Hoe kan je dat gevoel van bevrijding omschrijven? De gevangenen die de gevangenis van Damascus verlieten, soms na vele jaren van opsluiting en ontbering, leken totaal de weg kwijt. Een vrouw vertelde, toen zij na de tweede wereldoorlog bevrijd waren, dat ze eigenlijk niet wist wat haar overkwam. Je juicht mee, maar weet niet wat je met ‘vrijheid’ moet. Bij wie zijn of haar levensverhaal wordt onderbroken door ernstig leed ontstaat een identiteitscrisis. Je rouwt om het verloren ‘ik’. Je ontwikkelt, als het je lukt, een nieuwe ‘ik’. Geënt op de ‘oude’ wortel.
Bij het overdenken van de geschiedenis van de zondvloed bedacht ik dat Noach zich ook zo gevoeld moet hebben bij het verlaten van de ark. Alles was ‘bedolven in de golven’ door de toorn van God die de mens door de ongerechtigheid heeft opgewekt. Daar stond Noach, na gevangenschap van een jaar in de ark, op de ‘nieuwe aarde’. Heel de aarde voor hem en zijn nageslacht. Wat moet dat eenzaam en vreemd voor hem zijn geweest. Geen voorgeslacht, leeftijds- en generatiegenoten meer om mee te leven. Bij de nieuwe tempel, die gebouwd is nadat die van Salomo was verwoest, staat: de jongen juichten, maar de ouden weenden. De ouden wisten wat verloren was gegaan en de reden daarvan. De jongen zagen toekomst en nieuw leven. Noach en de zijnen zagen alleen nieuw leven op de (oude) aarde. Het oude is voorbij, (bijna) alles is nieuw!
Hoe ga je met ‘je bevrijding’ uit de gevangenis om? Hoe leef je wanneer je als uit het graf bent opgevoerd? Hoe leven als alles (als) nieuw voor je is? Noach nam van de wijnstok en werd dronken. Het was niet goed van hem, maar wel voor ons als medemens te begrijpen. De pijn over het oude dat voorbij is, hij is 120 jaar getuige geweest, de beleving van dat God hem met de geliefden in de ark (hun graf) vergeten was… en dan sta je daar op een ontluikende aarde met alleen het leven van mens en dier uit de ark. Met een aardoppervlak en klimaat dat veranderd is. Dat zal in dankbaarheid tot God een intens gevoel van verwarring en pijn hebben gegeven. De zonde van de mens op aarde was gebleven, ook na de zondvloed en hun behoud. Dat houdt de mens nederig!
De bitterheid van het leven wekt het verlangen naar de hemel. Hoe langer op aarde, hoe meer door God geleerd, hoe meer de gelovige zich een vreemde zal gaan voelen. Van Abraham staat dat hij ‘van het leven zat was’. Hij had genoeg gezien en gehad. Geschikt door een oprecht wandelen en tot zegen zijn voor de hemel. Totdat van hem en ons gezegd wordt: en hij/zij stierf. Dat is een gezegend nieuwjaar, het jaar van onze verlossing. Dan wordt het, waar Matthew Henry naar uitzag, ons Jubeljaar!
Henk-Jan Koetsier,
Voorzitter bestuur Winstuitverlies
Mijn zuchten. Wie zucht er niet eens? Wie heeft nooit eens een gegronde reden om te zuchten? In de Bijbel lezen we dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe. Zuchten hoort bij het leven, sinds de mens de Heere verlaten heeft. In Zijn goedheid heeft God ons nog vele zegeningen gelaten, maar elk mens kent ook zorgen, ziekte, pijn, rouw en verdriet. Soms dragen we zuchtend al dat leed. Wat is zuchten? Dan hebben we geen woorden, maar onze gevoelens zoeken zo toch een uitweg.
Het zuchten zal onder onze lezers zeker herkend worden, juist als de lichamelijke zorgen groter worden. Zonder woorden zuchten we tot de Heere om ondersteuning, om leiding en kracht. Zonder woorden zuchten we om te mogen volgen in de weg die de Heere gaat.
Toch is er nog een ander zuchten en dát zuchten kan niet gemist worden. Daarvan lezen we in Psalm 42: ‘k Zucht daar kolk en afgrond loeit, daar ’t gedruis der waat’ren groeit, daar Uw golven, daar Uw baren mijn benauwde ziel vervaren’. We lezen het ook in Psalm 38. David, de dichter van deze psalm, zucht. In vers 4 zegt hij: ‘Er is niets geheels in mijn vlees’. Maar hij heeft niet alleen allerlei lichamelijke kwalen. Zijn vrienden en bekenden staan tegenover hem en zijn familie staat van verre. Weet u waarom? Vanwege zijn zonden en zijn ongerechtigheden. Die drukken hem zo zwaar. Die zware last draagt hij overal mee naar toe en zo gaat hij zuchtend zijn weg. Ziet hij dan helemaal geen uitweg?
Het staat er zo duidelijk: ‘Mijn zuchten is voor U niet verborgen’. Heere, U weet ervan. Wat een wonder is dat voor de dichter. Hij verlangt naar God en in zijn zuchten openbaart hij: O Heere, mijn God, wees niet verre van mij en verlaat mij niet. U bent de Alwetende en de Alziende. U weet van mij af! Het is een grote zegen als wij het David mogen nazeggen, dat God ook van ons af weet. Hij hoort het geroep en gezucht van ellendigen en van degene die geen Helper heeft. Wat een troost is dat!
Lezer, die troost en wetenschap wens ik u van harte toe. De oorzaak daarvan ligt niet in de mens, maar in Christus, Die naar de aarde kwam. Ook Hij moest klagen dat Hij, de Zoon des mensen niet had waar Hij het hoofd op zou neerleggen. Deze Zaligmaker zorgt ervoor dat weeklacht en geschrei veranderd worden in een blijde rei. Hij heeft als Borg gezucht. Wat een zegen te mogen weten, dat de God uit genade ook ons zuchten hoort en Zich ontfermt over armen en ellendigen.
Maar wat klaag ik, Heer’ der heren?
Mijn begeren
Is voor U in al mijn leed,
Met mijn zuchten en mijn zorgen,
Niet verborgen;
Daar Gij alles ziet en weet.
N.J. Teerds
Oudejaarsavond, een avond waarbij er teruggezien wordt op het voorbij gesnelde jaar. Een avond waarop ook de namen worden voorgelezen van hen die ons zijn ontvallen. Nieuwjaarsdag, een dag waarop vooruit gekeken wordt. Verwachtingen wat het nieuwe jaar ons brengen zal, maar er ook nog zo veel verborgen is.
Het blijft in m’n herinneringen naar boven komen. Onze laatste oudejaarsavond samen. Ook wij keken terug. Een jaar is voorbijgegaan met daarin zo’n ernstige boodschap. Mijn lieve vader is ongeneselijk ziek. Na deze boodschap die klonk eind april 2015 volgden maanden van grote zorgen. Mijn vader moest twee weken na de boodschap met spoed geopereerd worden om tumorweefsel te verwijderen, omdat hij zo hard achteruit ging. Maandag kon hij lopen met een stok, dinsdag met de rollator, woensdag zat hij in de rolstoel en donderdagavond lag hij met uitval links al bijna in coma. Mijn vader kreeg na de operatie ernstige complicaties die elkaar afwisselden met soms maar 1 dag rust tussendoor. Na een ziekenhuisopname van ruim 8 weken volgden er maanden van betrekkelijke rust. Waarin mijn vader weer wat energie had om te doen ondanks de bestralingen en chemo die hij kreeg. Het waren goede maanden waarin we als gezin redelijk normaal konden leven. Maar wel met de gedachte dat die rust ook voorbij zal gaan.
De laatste verjaardag van mijn vader in november. We wisten dat het zijn laatste verjaardag zou zijn. Op die dag kregen we ook te horen dat de tumor weer gegroeid was ondanks de chemo en bestralingen en dat een operatie weer zou moeten volgen om tumorweefsel weg te halen. Deze keer beter voorbereid dan de eerste keer. Ondanks dat volgden opnieuw weer vele ernstige onverwachte complicaties waarbij we opnieuw meerdere malen opgeroepen werden en gevreesd hebben voor zijn leven. Het werd al snel duidelijk dat hij met de kerstdagen en de jaarwisseling in het ziekenhuis zou moeten doorbrengen.
Oudejaarsavond zijn mijn moeder, broer en ik na de kerkdienst opnieuw naar het ziekenhuis gegaan om onze laatste jaarwisseling samen als gezin mee te maken. Het oude jaar uit met zoveel zorgen. Het nieuwe jaar in met nog meer zorgen. We wisten dat het een moeilijk jaar zou worden. Mijn vader zou niet meer beter worden en zal menselijkerwijs gesproken niet lang meer te leven hebben. Maar hoe het zal gaan, dat lag verborgen.
En elk jaar weer moet ik op oudejaarsdag terug denken aan de jaarwisseling in het ziekenhuis. We wensten elkaar toen het beste toe voor het nieuwe jaar. Maar ook wetend dat de volgende oudejaarsavond de naam genoemd zal worden van mijn lieve vader. Elke oudejaarsavond voel ik nog weer extra die lege plek. Het gemis. Het verdriet. En rouw ik met de andere rouwenden om het verlies van dierbaren. En kijken we het nieuwe jaar tegemoet, onwetend wat die zal brengen. Meelevend met hen die in grote zorgen leven en weten of vrezen dat het hun laatste jaarwisseling zal zijn.
Een stem zegt: Roep.
En hij zegt: Wat zal ik roepen?
Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds.
Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast;
Voorwaar, het volk is gras.
Het gras verdort, de bloem valt af;
Maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.
Jesaja 40 : 6-8
Corine van Luttikhuizen
Corine (25 jaar) heeft in 2016 haar vader verloren aan een hersentumor. In het dagelijks leven is zij verpleegkundige in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede en werkt zij thuis in de schapenhouderij. In deze blogs deelt ze hoe herinneringen en rouw in het dagelijks leven invloed hebben.
Wat is er veel waardoor iemand uit balans kan raken: verlies van gezondheid, spanningen op het werk, zorgen in het gezin en nog heel veel meer. We staan nu stil bij het eerstgenoemde: allen die betrokken zijn bij Winst uit Verlies hebben direct of indirect te maken met kanker. Als iemand de ziekte krijgt, kan het zijn alsof ons levenshuis schudt op zijn fundamenten. En allen die om de zieke heen staan, ervaren ook iets van die onbalans. Alle zekerheden lijken weggevallen te zijn. Het kan ook geestelijk in onbalans brengen. Geestelijke onbalans kan verschillende oorzaken hebben. Soms is er geen duidelijke oorzaak, maar wil de Heere iemand beproeven.
De onbalans kan ook een oorzaak hebben aan de kant van de mens. Bijvoorbeeld doordat iemand wat slordiger geworden is in de dagelijkse omgang met God. Als de binnenkamer vaker leeg blijft. Of iemand is te veel gaan leven op het gevoel, zonder zijn grond steeds weer te zoeken in het Woord. En eenmaal meegesleept door het gevoel en terecht gekomen in een draaikolk zoals we vinden in Psalm 42, is men een prooi voor satan. Hij roept toe: “Waar is nu die God, op Wie gij bouwde?”
Dat is een eigen werk van de satan: verwarring zaaien, de ziel aan God laten twijfelen en zo mogelijk de ziel tegen God opzetten in gevoelens van opstand. Of, een ander doel van satan, iemand zo moedeloos maken dat de wanhoop nabij kan zijn.
Hoe kan er een einde komen aan die onbalans? Ten diepste alleen als de Heere weer terugkomt, of, zoals wel eens wordt gezegd, als Hij overkomt. Daar bad de dichter van Psalm 35 om: “Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil”. Toch wil de Heere ook in dit opzicht binden aan de middelen. Als wij in het dagelijks leven maaltijden gaan overslaan, gaat het met ons niet goed. En zo is het ook geestelijk. De binnenkamer moet weer gezocht en Gods Woord onderzocht en beluisterd worden. En wat een wonder als dan het oude weer nieuw mag worden. Als ervaren mag worden: Gij evenwel, Gij blijft Dezelfde, o Heere. Dan kan het zijn dat er niets veranderd is aan de omstandigheden, maar dat toch het oud vertrouwen terug mag komen. Golven en baren hebben dat vertrouwen niet weg kunnen nemen, want de Heere had dat Zelf in de ziel gelegd en voor eeuwig verankerd.
L. Huisman
‘Juf, wat is uw droom?’ Ik kijk mijn leerling verbaasd aan. Verbaasd doordat deze jongen nog niet zo lang in Nederland is en deze vraag toch in perfect Nederlands stelt, maar nog meer door het onverwachtse ervan. We zitten met zijn drieën op de gang en zijn bezig met een leesles. Hij, een andere leerling en ik als onderwijsassistent.
Onderwijsassistent. Dat was in ieder geval niet mijn droom. Mijn droom was om de pabo te doen en juf te worden, maar door mijn gezondheid liep dat anders. Toen ik ontdekte dat zowel de opleiding als het beroep van leerkracht te intensief zouden zijn, was dat moeilijk. Uiteindelijk zette ik mezelf eroverheen met de gedachte dat ik als onderwijsassistent in ieder geval wél juf was. Ik zag ook de mooie kanten: veel een op een mogen werken, een band kunnen opbouwen met kinderen, leerkrachten helpen en zo hun werkdruk verlagen… Even twijfelde ik nog of ik wel genoeg uitdaging zou hebben, maar ik vertelde mezelf dat dat vast goed kwam. Misschien kon ik af en toe een cursus volgen, een stagiaire begeleiden of invallen. En bovendien: voor elk kind een goede juf zijn en elk kind geven wat het nodig heeft, leek me een leerproces dat nooit klaar is. Over uitdaging gesproken.
Mijn plek weten
Inmiddels werk ik alweer vijf jaar als onderwijsassistent en uitdagingen zijn er inderdaad genoeg. Leuke uitdagingen waar ik zelf voor kies, maar ook veel uitdagingen die ongevraagd op mijn pad komen en die ik helemaal niet wil. Zo is het een uitdaging om elke werkdag met frisse moed en zin naar mijn werk te gaan, ook als ik me moe en futloos voel. Het is een uitdaging om al hoestend pleinwacht te lopen. En waar ik ervan hou om mee te denken over de gang van zaken in de klas en het leerproces van mijn leerlingen, is dat in mijn huidige baan niet gewenst. Dit accepteren en mijn plek weten is een uitdaging die pijn doet. Mijn werk blijkt niet vanzelf te gaan.
Onbereikbaar
De droom om leerkracht te worden, was niet de eerste droom die sneuvelde en ook niet de laatste. Gebroken dromen horen bij een leven na kanker en bij chronisch ziek zijn. Voor sommige dromen moet ik harder vechten, voor sommige dromen langer wachten en andere blijken simpelweg onbereikbaar. Niets blijkt vanzelf te gaan.
Een extra portie geduld
Wat is op dit moment mijn droom? Mijn leerling kijkt me aan, wachtend op antwoord. Na enkele seconden zeg ik aarzelend: ‘Ik wil ooit een boek schrijven. Eén voor grote mensen en één voor kinderen.’ Of die droom ooit uitkomt? De tijd zal het leren. Voor nu weet ik dat ik de pijn van oude, mislukte dromen, maar ook mijn verwachtingen, wensen en nieuwe dromen in Gods handen leggen mag. Ondertussen biddend om wijsheid, moed en een extra portie geduld, want ook vertrouwen en wachten gaan niet vanzelf.
Niets gaat vanzelf. Niets gaat alleen.
Boekentip: Ik heb meerdere keren het boek ‘Lijden in Gods hand’ van Christa Rosier gelezen. Deze schrijfster had in haar eigen gezin te maken met rouw. Zelf had ze borstkanker waaraan ze in 2011 is overleden. In hoofdstuk 11 van haar boek gaat het over ‘gebroken dromen’. Haar inzichten vond ik erg mooi en verrassend.
Willemarijn
Willemarijn (25) is onderwijsassistent in een taalklas. Ze is gek op koffie, kleur en taal en schrijft regelmatig over haar ervaring met kanker. Op haar zevende kreeg ze leukemie (ALL), daarna volgde nog vijf keer een recidief. De laatste behandeling is nu ongeveer vijf jaar geleden.
… en geve u vrede. ~ Numeri 6 vers 26b
Het zijn de laatste woorden van de hogepriesterlijke zegen. Elke zondag mogen we deze woorden horen uitspreken als de dominee de zegen op de gemeente legt. Herkenbare woorden voor alle gemeenteleden! Wat een rijke en inhoudsvolle bede.
Die paar woorden …en geve u vrede… zijn juist ook zo veelzeggend voor diegenen onder ons die kampen met een ernstige ziekte en zij die weten dat ze uitbehandeld zijn.
De vrede komt van de HEERE. Die vrede komt van Boven. Die rust komt van Boven, Dat kunt u zelf niet werken en een ander kan u dat niet geven. God is het, Die vrede werkt en vrede geeft. Met die wetenschap wordt het gebed geboren: ‘O Heere, schenk mij Uw vrede’.
Wat kunnen er in het leven tijden van onrust, onzekerheid en ontreddering zijn. Daarvan was in het paradijs geen sprake. In de tijd na het paradijs is dat werkelijkheid geworden. De Bijbel beschrijft ons dat op velerlei wijzen. Gebrokenheid, ziekte, zorgen, verdriet, het komt in Gods Woord veelvuldig aan de orde. De Bijbelse tijd verschilt niet van onze tijd. Het was toen geen vrede en dat is het nu ook niet We leven in een tijd van onrust en verwarring en dat op allerlei terreinen: in de wereld, in ons land in onze kerken en in ons leven.
Ongetwijfeld herkent u dat. Voor meerderen onder ons is het een herkenning in het eigen leven. Dat geldt als jezelf ernstig ziek bent. Een leven vol onzekerheid en soms ook vol verwarring. Hopelijk zijn er mensen om u en jou heen, die willen luisteren en bidden. Bidden om rust en vrede voor u en voor jou. Wat een zegen als er een biddende omgeving en een biddende gemeente mag zijn
… en geve u vrede.
Allereerst hebben we rust en vrede nodig, niet alleen in dagen vol vragen en spanning, maar ook voor elke dag. Die vrede en rust kan de Heere geven. Dat is een bijzondere genade, die ook wel Gods ondersteunende genade genoemd wordt. Met die genade kunt u de dag en de week doorkomen.
Er is echter een vrede, die verder reikt en dieper gaat. Dat is een vrede, die alle verstand te boven gaat. Dat is vrede met God door Jezus Christus.
Zouden we die vrede elkaar niet gunnen? Zouden we niet om die vrede bidden? Die vrede te ontvangen en te ervaren geeft rust en stilheid in tijden van onrust.
Daarin hebben we Gods Geest nodig, Die werkt in het hart van zondaren door Zijn opzoekende genade. God onderhoudt die genade. Hoe kan dat? Het brengt ons In Bethlehem en op Golgotha. Vrede op aarde, vrede in het hart van een mens vanwege de verdienste van Jezus Christus. Hij is de Vredevorst en de Rustaanbrenger. Hij geeft dat vandaag en in de onbekende toekomst.
Hij geve u deze vrede!
Troost allen die, in nood en smart,
Tot U verheffen ’t angstig hart;
Maak ons in tegenspoeden stil;
Hoor ons, o God, om Jezus’ wil.
Morgenzang vers 7
N.J. Teerds
Vervolg op De trein gaat weer verder…
We vervolgen onze treinreis. Verschillende malen in het afgelopen jaar nam ik u en jullie mee op deze reis.
Wat hebben we het ervaren dat, als een trein zo hard rijdt en alles langs je heen raast; je er zo ontzettend moe van kan worden.
Wat hebben we ook ervaren dat mensen met je meeleven en wat doet je dat goed. Daarom wil ik jullie/u deze treinreis meenemen in dat meeleven met je familielid/bekende die getroffen wordt.
Wat deed het ons goed toen hij aan de deur stond; niet veel zei; even naar binnen kwam; met ons meehuilde en met ons bad. Wat voelden we daarin een liefde en bewogenheid.
Of die ander die ons een kaartje schreef: “Ik heb geen woorden…” Geen lang verhaal met allerlei goedbedoelde adviezen, waar je niets mee kunt. Of juist die ander die een hand op je schouders legt, je vol bewogenheid aan kijkt en alleen maar zegt: “We leven en bidden met jullie mee”.
Dan weer die ander die, als je thuis komt na een dag van onderzoeken in het ziekenhuis met een pannetje eten voor de deur staat. Wat heb ik het zelf, als ik dan terug dacht hoe ik in het verleden met iemand meeleefde, vaak verkeerd gedaan. Opmerkingen van mensen kunnen je zo pijn doen, hoe goed bedoeld deze ook zijn. Soms kan je van het praten van anderen ook zo moe worden en wil je zelf ook even niet meer praten.
Meeleven op de juiste wijze is erg moeilijk. Kom niet met je eigen verhaal, maar luister naar je zieke familielid (of in welke relatie dan ook). Vraag: “Wat wil je zelf? Wat kan ik voor je betekenen?”
Mensen zijn soms ook zo nieuwsgierig, hoe ziet hij of zij er uit? Is hij of zij al kaal door de chemokuren?
We hebben ervaren dat je zo kwetsbaar bent. Ook als gezin. Het woord “kanker” klinkt soms als een scheldwoord; in winkels; op openbare plaatsen. Wat had onze dochter een verdriet toen in die periode een jongen uit haar klas, kanker als een scheldwoord gebruikte. Al huilend vroeg ze aan hem: “Weet je wel wat kanker is? Besef je wel wat je daar zegt? Heb je er wel eens mee te maken gehad? Dan zeg je dat nooit meer!”.
Wat een lessen. We mogen wel steeds vragen om wijsheid; om de juiste woorden te gebruiken. Zo rijdt de trein weer verder tot we op een volgend station mogen aankomen. Terwijl we reisden zagen we meerdere malen de regenboog als een teken van Gods trouw. Juist voor mensen die ontrouw zijn…
Dan vervolgden we bemoedigd onze reis want:
´t Is Isrels God, Die krachten geeft,
van Wien het volk zijn sterkte heeft.
Looft God; elk moet Hem vrezen.
G.H. de Waard – Vuyk
Waarover zullen mijn gedachten gaan? Welke gesprekken zal ik hebben? Als ik straks op mijn sterfbed lig, kan ik dan terugzien op een leven van waarde? Tenminste wanneer ik een ziekbed krijg. Niet door een ongeval omkom of in een oorlog sneuvel.
Wat doen we allemaal niet om rust te vinden. Voldoende bezit verwerven om het ons zo aangenaam mogelijk te maken. Om de vrije tijd die het ons geeft te besteden, te vergapen op social media aan wat anderen nog meer hebben en doen. Wie streeft niet naar een leven lang zorgeloos bestaan? Maar de dood, de ziekte die daaraan voorafgaat, is on-verbidde(n)-lijk! Hoewel, soms laat God zich verbidden en krijgen wij nog tijd aan ons leven toegevoegd. Enkel om te besteden tot Zijn eer!
Sinds enkele jaren wonen wij vlakbij het ziekenhuis. Kwam ik eerder daar alleen bij controles of bezoek, nu loop ik er vrijwel dagelijks langs en doe ik daar werk als vrijwilliger. Na mijn ziekte en behandelingen beleef ik wat ik zie “vanuit het zieken(huis)bed”. Kijk ik door de ogen van een patiënt. Termen in het beleidsplan van het ziekenhuis hebben voor mij een andere dimensie. De cliënt die op de ‘patiëntenreis’ door het ziekenhuis de juiste ‘patiëntenzorg’ moet geboden worden met een zo efficiënt mogelijke ‘patiëntenlogistiek’. Welkom in de wereld van de zorg, alleen beleef ik als patiënt de reis echt anders.
Wat zie ik in de spiegel van de ziel, de ogen van de patiënten en bezoekers? Lopend door de gangen, zittend in de wachtkamers of op m’n werkplek als vrijwilliger Patiëntenvoorlichting achter balie. Stil verdriet, het over je heen laten gaan of boosheid? Ook komen er langs die nog niet weten dat ook hun leven kwetsbaar is. Zij lopen fier overeind, met een zekere pas en gaan vol zelfvertrouwen verder. Ieder mens gaat naar zijn of haar eeuwig huis. Op reis van geboorte naar sterfdag. Geen eindpunt, maar een eeuwig vervolg. De vraag blijft, die ieder aan het eind van zijn leven (van)zelf zal stellen, gelovig of ongelovig: Is mijn leven de moeite waard (geweest)?
De waarde die wij aan iets hangen, is wat het ons gekost heeft. Heb je veel geïnvesteerd, kwam het je allemaal niet aanwaaien en ben je getekend door verlies, dan is de betekenis van het leven veel waard. Profiteurs hebben het eerder over een kwestie van geluk hebben in het leven. Ieder zal de vraag voor zichzelf moeten beantwoorden: Is mijn leven de moeite waard?
Heb je in het leven veel of alles wat je lief was verloren, dan mis je het aanzien in deze wereld. Dat is moeilijk, veelal een dagelijkse worsteling om het van betekenis en waarde te zijn te beleven. Toch waren er ooit ouders of een ouder die waarde kregen door ons leven. Die ons aanmoedigden om voor hun aangezicht te leven, waarin zij zich verblijdden. Trouwden we en kregen we kinderen dan is óns leven het waardoor zij hun leven ontvingen en konden opgroeien. Zo zijn we altijd van waarde, ongeacht wat we in dit leven maatschappelijk presteren. Wie heeft het met de dood voor ogen op zijn sterfbed nog over de behaalde successen in dit leven?
Is mijn leven de moeite waard? Dat oordeel komt de Koning, Jezus Christus, toe die ons zal antwoorden: voor zoveel u dit, uit geloof in Mij en in liefde, één van de minste (geringste broeders) wel of juist niet gedaan hebt, zo hebt u het Mij wel of ook niet gedaan! Dan zullen we gaan in de eeuwige pijn óf in het eeuwige leven – Mattheüs 25.
Henk-Jan Koetsier
‘Voorlopig is jouw agenda van ons’, zegt de arts. Ik kijk haar aan, glimlach wat en knik instemmend, maar ondertussen denkt de obstinaat in mij er het hare van. Niet dat ze daar heel veel kans voor krijgt, want de arts blijkt al gauw een rake opmerking geplaatst te hebben. Gek eigenlijk, de diagnose zet m’n leven stil, maar m’n agenda raakt voller en voller en voller. Even overweeg ik een secretaresse in dienst te nemen, maar dat lijkt me bij nader inzien toch niet zo’n goed idee. Er zit niets anders op dan van de ziekenhuis-app m’n nieuwe favoriete app te maken, m’n agenda altijd bij me te hebben en natuurlijk braaf alle afspraken na te komen.
De planning van het ziekenhuis is fors: uitzaaiingen moeten uitgesloten of bevestigd worden, er moet een behandelplan gemaakt en besproken worden, er moeten keuzes gemaakt worden rondom toekomst en vruchtbaarheid, er moeten aanvullende onderzoeken plaatsvinden, er moet worden nagedacht over het wel of niet meewerken aan klinisch genetisch onderzoek, er moet bloed naar het lab, het tumorgebied moet gemarkeerd worden, er moet een pruik uitgezocht worden, er zijn medicijnen nodig, de hartfuncties moeten onder de loep worden genomen, er moet een injectie-met-beschermende-functie gezet worden, er moet een oriënterend gesprek met een radiotherapeut-oncoloog plaatsvinden en er moet begonnen worden met chemotherapie. Normaliter ben ik een kei in uitstellen, maar die optie staat nu even niet in het rijtje: ik heb een kleine 4 weken.
De rollercoaster is van start. Het wordt er allemaal niet rustiger op, eerder drukker. En pittiger. En uitdagender. Chemotherapie, immunotherapie, een ingrijpende ingreep en radiotherapie: ‘ineens’ is het de dagelijkse gang van zaken, ‘ineens’ is het mijn leven. Het lieve ziekenhuispersoneel benut de agenda optimaal. Of, nou ja…daar doen ze hun uiterste best voor. Al snel blijkt dat zij toch ook te volgen hebben. Er is Iemand anders Die de dienst uitmaakt. Hij bepaalt of mijn bloedwaardes een nieuwe kuur toelaten. Hij bepaalt of de tumor reageert op het grove geschut dat chemo heet. Hij bepaalt of mijn lichaam de behandelingen wel of niet aankan. Hij bepaalt hoe ik me voel. Hij bepaalt met welke mensen ik op de dagbehandeling in aanraking kom. Hij bepaalt wie er aan mijn bed staan. Hij bepaalt welke behandelingen ik nodig heb. Hij sluit deuren. Hij opent vensters.
Ik kom erachter dat ik het niet voor het zeggen heb. Ik kom erachter dat het bekwame en gewaardeerde ziekenhuispersoneel het niet voor het zeggen heeft. Ik kom erachter dat het voor een mens niet meevalt om machteloos en afhankelijk te zijn (of eigenlijk: dat het voor een mens niet meevalt om te moeten erkennen machteloos en afhankelijk te zijn). Ik kom er ook achter dat er Één is Die regeert en dat álles ‘een bestemden tijd’ heeft.
Ik probeer het te geloven, te belijden, er in te berusten: Gods tijd is de beste tijd!
Arjanne Bijsterveld
Arjanne (’99) kreeg in 2022 de diagnose borstkanker. Een behandeltraject volgde, de ziekte verdween. Met vallen en opstaan, en op zoek naar winst uit verlies, probeert zij deze levensveranderende gebeurtenis te verweven met haar bestaan. In haar blogs deelt ze wat van haar ervaringen.
Een journalist van een neutrale krant vroeg of ze bereid was om mee te werken aan een interview. Daar stemde ze mee in. Het was dan wel een heftig verhaal dat ze te vertellen had, maar goed, ze wilde vooral de hoop laten doorklinken.
Aan het woord komt Stefanie 31jaar, getrouwd, 2 kinderen. Al maanden lang had ze last van hevige rugpijn. Van de huisarts naar de fysio, van de fysio naar de internist. Het werd een zoektocht, die eindigde in een heftige diagnose. Een zeldzame vorm van kanker met uitzaaiingen. Haar wereld stortte ineen, die van haar man niet minder. De kinderen waren nog te jong om er iets van te begrijpen. Van het behandeltraject dat ingezet werd, had de arts meteen gezegd dat het niet zou leiden tot genezing. Maar ze ging ervoor. Ze hoorde van een speciale, zeldzame behandeling in het buitenland. Dat zou hoge kosten met zich meebrengen, maar “het was mijn enige hoop”.
In het gehele artikel is de Naam van God niet genoemd. Uit de woordkeus bleek duidelijk dat het om een niet-christelijk gezin ging en om een niet-christelijke journalist. Wat arm, als je in deze omstandigheden geen Toevlucht hebt. De enige hoop is gevestigd op een specifieke behandeling. We kennen Stefanie niet. Wat zouden we haar graag willen wijzen op een andere hoop. De hoop die onder andere genoemd wordt in Psalm 39. “En nu, wat verwacht ik, o Heere! Mijn hoop, die is op U.”
Als Stefanie deze God persoonlijk zou kennen, betekent dat dan dat de Heere Stefanie zou gaan genezen? Dat kan Hij wel, als de Almachtige. Maar Hij doet niet alles wat Hij kan. Echter zou Hij haar dan als Zijn kind wel gaan wijzen op een hoop die verder gaat dan dit tijdelijke leven. Op een hoop die verbonden is met zondag 1 van de Heidelberger. Als alles zou moeten ontvallen, zou voor haar alleen de enige Troost overblijven. Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht. Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten. Deze hoop is niet wankel, in tegenstelling tot de hoop op genezing door een specifieke behandeling.
De Bijbelse hoop is gegrond, verdiend door Christus. Ook al zouden behandelingen niet tot genezing leiden, dan is er een perspectief dat verder reikt dan dit aardse leven. Hoop doet leven, dat is dan in de diepste zin van het woord werkelijkheid geworden.
L. Huisman