Daar stonden we dan, de uitslag nog onbekend, troostend de armen om elkaar heen. Bang om wat komen gaat en verdrietig over de ellende die ons treft. Met een niets ziende blik naar buiten. Tot plots de wolken wijken en een zonnestraal naar binnen op ons valt. Het licht en warmte van de zonnestraal doet ons goed. De natuur bemoedigt ons. Een glimlach breekt door en verwachting in ons hart stijgt op. God is de Getrouwe. Hij zal maken dat wij ons verwond’ren moeten.

De laatste maanden van het jaar zijn de donkerste. Een voor mij bekende man zei, na behandeld te zijn voor longtumor, ik ruik als het de tijd is waarin ik behandeld ben. Hij kon dat aan de natuur en tijd van het jaar merken. Zelf ben ik zowel in het voorjaar, als een jaar later in het najaar behandeld. De donkerste maanden van het jaar vond ik eerder knus. Het licht en de warmte binnen, samen in het weekend rond het haardvuur. De adventstijd en het samen zingen van de liederen over de geboorte van Jezus vond ik verwachtingsvol. Na mijn behandelingen zijn het de dagen van duisternis en tel ik ze af tot de kortste dag. Dan nemen de uren van licht weer toe. Na de feestdagen gloort het nieuwe jaar. De onrust van oud en nieuw liggen dan achter ons. Een jaar van verwachting voor ons.

Het zijn de donkere dagen en de uren van duisternis, die vooraf gaan aan het licht. Want licht verdrijft de donkerheid en duisternis uit het zicht. Zowel in het rijk van de natuur als in het koninkrijk van God. De aarde nu was woest en leeg, en duisternis was op de afgrond. En de Heilige Geest zweefde op de wateren (Gen1v2). En God zei: Daar zij licht! Na de zondeval bedekten en verborgen Adam en Eva zich. Tot God hen tevoorschijn riep en voor Hij hen uit de hof zond, beloofde dat het Licht hen zou opgaan. Toen op Abram een schrik en grote duisternis viel, verscheen God hem (Gen15v12). Als Mozes zijn hand uitstrekte naar de hemel, kwam er een dikke duisternis in heel Egypteland, maar bij al de kinderen van Israël was het licht in hun woningen (Ex10v22). Micha profeteert: wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal mij de HEERE een Licht zijn (Micha7v8). Zacharias zingt in zijn lofzang over ‘de Opgang uit de hoogte’, de Messias, die komen zou om te verschijnen degenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood (Lukas1v78-79). In de nacht omscheen de herders de heerlijkheid van de HEERE, verkondigend hen grote blijdschap. Namelijk dat hen heden geboren is de Zaligmaker (Lukas2v9-11). Jezus hing aan het kruis in een drie uur dikke duisternis. Tot Hij met grote stem Zijn geest in Vaders handen gaf (Lukas 23v46) en na drie dagen in de morgenstond met Zijn opstanding hét Licht opging (Lukas24v1-4). En als Jezus weerkomt zal het zijn zoals Zijn discipelen Hem hebben zien heenvaren. Maar Hij komt als een dief in de nacht en roept ons op om in de duisternis te waken. Wees dan ook bereid; want in welk uur je het niet meent, zal de Zoon van de mensen komen (Lukas12v40).

Verdriet om geliefden die wij missen voelt, als duisternis die om je heen hangt. Meer nog op feestdagen als zij pijnlijk gemist worden. Lijden aan kanker of de gevolgen van behandelingen is moeilijk(er) als er om je heen feest van de geboorte van Jezus gevierd wordt. Misschien wens je wel dat deze dagen snel voorbij zijn en dat de duisternis in hart en huis wijkt. Wees welgemoed, geloof in de geboren en gekruiste Heiland. Hij heeft voor die in Hem gelooft het Licht, de verlossing voortgebracht! MAAK u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op (Jesaja60v1). Weet dat die geloven alle dingen meewerken om in Zijn heerlijkheid te worden opgenomen. Om dan altijd met de Heere te wezen. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden (1Tess4v17-18).

Henk-Jan Koetsier

Pijn hebben, verdriet voelen: het maakt je onzeker. Hoe kan je dan snakken naar een blijk van meeleven. Geen mogelijke verklaring of oplossing om eruit te komen, maar erkenning voor hoe jij het beleeft.

De knobbel in mijn lies was duidelijk voelbaar. Tenminste, als je wist hoe je moest voelen. En dat wist ik, m’n internist (nog) niet. Zoals hij het dan ook beoordeelde, was het niet iets bijzonders. Het was niet opnieuw kanker. De pijn die ik had, met als gevolg onzekerheid, kon hij echter maar even wegnemen. Een paar uur na het bezoek aan hem was mijn overtuiging er weer. De knobbel, de pijn die het gaf, was wel ernstig. Een klein halfjaar later moest mijn internist, op grond van vervolg onderzoek na mijn aandringen, erkennen: opnieuw heb je kanker.

Aanhoudende ernstige vermoeidheid na de behandelingen voor kanker brak mijn kracht. Rusten, fysiotherapie of wat dan ook gaf geen verbetering van mijn conditie. Goed bedoelde adviezen, ook van professionals, maakten mij mismoedig. Zelf begreep ik het ook niet. Ik vond het moeilijk te erkennen dat het niet lukte. Bedrijfsartsen, internisten en leidinggevenden, niemand kon mij erkenning geven. Feitelijk was het alleen aan de gevolgen meetbaar, maar bleef de oorzaak onduidelijk. Uiteindelijk kostte het mij meerdere keren mijn baan. Juist bij ‘christelijke’ werkgevers vond ik geen barmhartigheid en/of erkenning van het gebroken zijn in mijn kracht. De uiteindelijke genoegdoening in vorm krijgen van ‘financieel waar je recht op hebt’ gaf geen voldoening. Hoe anders bij mijn eerste ‘onchristelijke’ werkgever, daar waar ik werkte toen ik 1e keer kanker kreeg. Zij namen mij opnieuw in dienst terwijl zij wisten, wisten dat ik ‘gebroken in mijn kracht was gebleven’.

Erkenning is meer dan erkent worden in jouw eigen vermoeden of gelijk. Erkend worden in wie je bent (geworden) en de weg die jij hebt afgelegd in lijden of meelijden in overlijden van je geliefde. Erkenning geven is erkenning ontvangen. Zonder oordeel in dialoog gaan, erkenning geven in waar de ander staat en woorden geven aan iemands lijden. Omdat jij hem of haar in het leven verstaat.

Hoe kon Jezus de ander erkenning geven in wat de ander van harte bezig hield. ‘Meester, waar woont u?’ vroegen de eerste discipelen. ‘Kom en zie’, antwoordde Jezus. Jezus zat ook aan de maaltijd in het tolhuis van Levi, en ook vele tollenaren en zondaren. Gemeenschap met en erkenning van de mens in zijn nood. ‘Geef Mij te drinken’, vroeg Jezus de samaritaanse vrouw bij de waterput. Gemeenschap, hoewel Hij een Jood was, in de erkenning dat zij Hem water kan geven. Daarop ontving zij zoveel meer van Jezus: levend water en de Geest die van Hem uitgaat.

Erkennen van elkaar door in dialoog te gaan. Niet door te delen wat wij menen (Ik en het – Martin Buber), maar in de relatie te staan (Ik en Gij). Hoe groot het lijden ook is en blijft. Dan alleen ontmoeten wij elkaar, echt!

Henk-Jan Koetsier